Categorieën
persoonlijk

Onze kattenfamilie.

Mijn katten en ik.

Ik ben opgegroeid met katten. Er liepen altijd een boel katten in en rond het huis. Ik weet niet beter. Toen ik op m’n twaalfde met m’n ouders verhuisde naar een boerderij, werden het er alleen maar meer. Zodra ik zelf een huis gekocht had, duurde het ook niet lang voordat er een kat kwam.

Toen ik een huisje-op-de-buiten gekocht had, begon ik er over een huisdier na te denken. Eigenlijk ging het een beetje vanzelf. De moeder van een vriendin woonde in Amsterdam en haar kat had een nestje. De vrouw wist niet waar ze met die poesjes naar toe moest op haar klein appartementje. Ze had volgens mij nóg een kat en ook nog een papagaai. En nu had die ene kat dus kleintjes, gelukkig maar twee. ‘Nou, dan neem ik die katjes wel in huis’ zei ik. Dus ik had opeens twee Amsterdamse katers in huis. Mooie halfbloed raskatjes. De moederkat had gevreeën met een Blauwe Rus.

De twee broers hadden het hier prima naar de zin. De ene was een slanke kater die niets liever deed dan jagen. Hij was vaak weg van huis. Z’n broer was een luie kater. Die lag eigenlijk de hele dag te slapen. En als hij niet sliep, dan at ‘ie. De jager is op een gegeven ogenblik gewoon niet meer thuis gekomen. We hebben nooit geweten wat er met dat mooie beest gebeurd is. De dikke huiskater, Woez heet hij, is een poos van slag geweest. Zijn broer en levensgezel was weg. Z’n maat. Z’n enige familie.

Daarom besloot ik om een nieuwe kat te nemen. En later nog een er bij. Toen vonden we er eentje dood op de weg en hadden we er weer een minder. Later weer van iemand een kleintje overgenomen. Maar bij ons in de polder leven vossen, ratten en grote roofvogels. En er loopt een drukke weg langs het bos waar we wonen. De katten verdwenen stuk voor stuk. Het was zo zielig. Maar Woez, die bleef. Onze vriend. De brave kater. En hij vond al die nieuwe katten allemaal wel oké. En zo hebben we heel veel katten gehad. Ze waren allemaal zo lief.

img_0243
Woez

Een paar jaar geleden kwam er steeds een klein zwart katje in de tuin. Een mooi lief poesje. Een kleintje met een dikke vacht. Ze mocht mee eten van onze katten en een paar weken later durfde ze gewoon binnen te komen en niet lang daarna lag ze lekker bij mij op schoot. Gypsy, noemden we haar, het zwerfkatje. We zagen het beestje opknappen en het werd een lekker dikkertje. Dachten we. Even later zaten we met een nestje kittens. Het zwerfkatje zocht gewoon een veilig adres om haar jongen te baren, wisten we nu. Maar kleine poesjes zijn zó lief.

img_0182
Gypsy met haar kittens

Nu waren wij degene die met kittens moesten leuren. Iemand een lief klein poesje? Iemand? Mijn dochter was nog een stuk kleiner en ze heeft zoveel met die poesjes gespeeld, tammere katjes bestonden niet. We hebben ze allemaal een nieuw huis kunnen geven. Behalve eentje. Die hielden we zelf.

b6cdd3b1-aed4-485e-9d0e-031d9b64ab7e

Het lapjeskatje Filou hebben we zelf gehouden.

Mijn dochter speelde heel veel met Filou. Ze waren altijd samen. Na het eten vonden ze het leuk om op het land te spelen. (Onze tuin grenst aan een groot stuk land.) Ze gooide dan een kluitje weg en Filou sprong er achteraan. Daar konden zich uren mee bezig houden.

img_0227

En terug binnen, lagen de twee samen op de bank.

Ook vorig jaar voorjaar, ik weet het nog goed, toen we aan de achtertafel zaten te eten. Ons raam kijkt uit over het stuk land van een boer hier verderop. We zagen Filou alvast vertrekken naar buiten. Wandelend tussen de groeven van het omgeploegde land, op zoek naar muisjes. “Mag ik van tafel? Ik wil met Filou spelen.” vroeg mijn dochter, toen 9 jaar oud. Dat deed ze zowat iedere avond. ‘Eerst je bord leeg’, zei ik. Na twee grote happen was natuurlijk alles op en ze vloog naar buiten. Ondertussen kwam de boer met z’n jeep zijn land inspecteren en reed langzaam langs onze Filou. Die was lekker aan het spelen want we zagen haar een grote sprong maken.

Even later kwam mijn dochter krijsend naar binnen. “Filou is dood! Ze is dood!” huilde ze. ‘Wat?!’ riep ik? Mijn vriend en ik zijn naar buiten gerend en ja hoor. Ergens tussen wat grassprieten lag ze dan. Onze Filou. Het lieve speelse katje. We hebben haar naar binnen gedragen. Haar hartje klopte niet meer en ze was helemaal slap. Ze werd ook steeds kouder. Het was gedaan met ons poesje.

Die hoge sprong was een laatste stuiptrekking geweest. Ze is aangereden door de boer. Hij kon er niks aan doen. We hebben het poesje laten cremeren en hebben haar as in een steentje met pootafdruk. Mijn dochter heeft het op deze manier heel goed kunnen verwerken.

En je raadt het al. We hebben weer een nieuw poesje gehaald. Een kereltje dat zó dol is op knuffelen dat zelfs wij het wel eens beu worden. Zo lief. Maar hij is ook zó stout! Hij maakt alles kapot en vreet aan alles. Hij is continu op zoek naar eten. Hij pakt het gewoon uit je handen. Echt een ondeugend katje. Hij heet Boef.

img_0493
Boef

En Boef is nu een jaar. Nog steeds even stout, de schat. Hij heeft sinds vorig jaar een vriend. Ook een jonge kat. Weer een aanloopkat. Het is een mooie tijger die nu uitgegroeid is tot een stoere, volwassen kater. Hij was heel bang. Maar na een jaar durft hij zich eindelijk te laten aaien. Hij blijft hier. Ze slapen samen, vechten samen, eten samen en wassen elkaar. Net twee broers.

img_1092
Tijger en Boef, 8 maanden geleden.

Woez is er altijd nog. Hij is de koning van de buurt. Alle katten zijn bang van hem. Hij beschermt zijn kattengezin met z’n leven. Onze trouwe kater. Hij is ondertussen bijna 17 jaar oud. Stoere Woez.

Dus nu hebben we vier katten. Twee van onszelf en twee geadopteerde katten. Woez, Gypsy, Boef en Tijger. We zijn een happy family zo samen met z’n allen. Hopelijk blijft dat zo. Ik moet er niet aan denken…

3 reacties op “Onze kattenfamilie.”

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

%d bloggers liken dit: